Pagina 4

VERMENIGVULDIGEN MET GEHELE GETALLEN

Cijferend vermenigvuldigen
• Gebruik een ruitjespapier
• Zet de getallen recht onder elkaar
(Eenheden onder E, Tientallen onder T, …)
• Zet het grootste getal altijd boven.
• Begin bij de eenheden te vermenigvuldigen.
Voorbeeld:
D H T E
+ 1 5 4
Maak de volgende bewerkingen: x 2 1
1 x 4 = 4
1 x 50 = 5 0
Tel de nullen en zet ze klaar. 2 x 4 = 8 0
2 x 5 = + 1 0 0 0
Tel nu alles op: 1 1 3 4

Positieve en negatieve getallen
Al je vermenigvuldigd met positieve en negatieve getallen, moet je rekening houden met de volgende regels:
Regel: Voorbeeld:
• positief x positief = positief 4 x 7 = 28
• negatief x positief = negatief - 4 x 7 = - 28
• positief x negatief = negatief 4 x - 7 = - 28
• negatief x negatief = positief - 4 x - 7 = 28
DELEN MET GEHELE GETALLEN

Cijferend delen:
• Gebruik een ruitjespapier
• Zet het eerste getal links
(Eenheden onder E, Tientallen onder T, …)
• Zet het getal waardoor je moet delen rechts
• Begin bij de honderdtallen te delen.
• Denk aan ‘in – in – min’ (= delen, maal, min)
Voorbeeld:
• Hoe vaak past 9 in 4?
> Plaats de 2 onder de H
• Hoeveel is 2 x 8?
> Plaats de 8 onder de 9
• Trek nu 8 van 9 af.
• Laat de 3 zakken.
• Hoe vaak past 13 in 4?
> Plaats de 3 onder de T
• Herhaal bovenstaande stappen.

• 3 is ‘rest’. H T E
9 3 1 4
- 8 I I H T E
1 3 I 2 3 2
- 1 2 I
1 1
- 8
3

Positieve en negatieve getallen
Al je vermenigvuldigd met positieve en negatieve getallen, moet je rekening houden met de volgende regels:
Regel: Voorbeeld:
• positief : positief = positief 8 : 2 = 4
• negatief : positief = negatief - 8 : 2 = - 4
• positief : negatief = negatief 8 : - 2 = - 3
• negatief : negatief = positief - 8 : - 2 = 4